De instelling der Leopoldsorde werd geregeld bij Wet van 11 juli 1832. Deze nationale orde werd ingesteld, met bestemming "om de aen het vaderland bewezene diensten te beloonen". De Koning is Grootmeester van de Orde.
In eerste instantie was de orde verdeeld in 4 klassen ; de 1ste met de titel van Grootkruis; de 2de klas Commandeur; de 3de klas Officier en de 4de klas Ridder.
Het Koninklijk besluit van 3 augustus 1832, bepaalt de vorm van het ereteken der Leopoldsorde.
Het Koninklijk besluit van 28 december 1838, toevoeging van een bijkomende klasse, namelijk als 2de klasse de titel van Grootofficier.
Het Koninklijk besluit van 16 mei 1839,wijziging van de vorm van het ereteken der Leopoldsorde.
Art. 3. De kentekens zijn:
Voor de Grootlinten:
Een ster met acht zilveren punten, 80mm hoog en 60mm breed, geborduurd op de rok, aan de linkerzijde. Zij dragen tegelijkertijd het juweel van de orde opgehangen aan een 110mm breed lint.
Voor de Grootofficieren:
Het kruis van de Orde, van zilver, geborduurd op de rok aan de linkerzijde, met een doormeter van 90mm.
Voor de Commandeurs:
Het ereteken van de Orde, opgehangen aan een 55mm breed lint, om de hals gedragen.
Voor de Officieren:
Het ereteken van de Orde, opgehangen aan een 36mm breed lint met daarop een rozet.
Voor de Ridders:
Het ereteken van de Orde, opgehangen aan een 36mm breed lint.
Het ereteken is van goud voor de eerste vier klassen en van zilver voor die van de ridders.
Art. 4. De Grootlinten dragen, bovendien, bij plechtigheden het halssierraad welk van goud is en in drie afwisselende delen verdeeld, te weten: de kroon, de leeuw en het monogram.
Art. 5. Het kenteken van de Orde gedragen door de militairen bestaat uit twee zwaarden die, in het juweel van de Orde, de kroon ondersteunen.
Koninklijk Besluit van 15 november 1915.
De houders der eretekens van de Leopoldsorde, van de Kroonorde en van de Leopold II orde, welke verleend werd tot erkenning van krijgsverrichtingen (1914-1918) welke aan de orde van het leger aangehaald zijn, zullen op het lint van de Orde een palm in zilver voor de ridders en in goud voor de andere rangen. De Grootofficier en Commandeur zal naast de ordeplaat of het commandeurslint het kruis dragen van officier met palm.
Koninklijk Besluit van 24 juni 1919.
De titularissen (burgers) der eretekens der nationale orden verleend voor uitstekend oorlogsdiensten ( 1914-1918), en waarvan de naam op de orde van de dag van het land zal geplaatst worden, zullen het lint der orde dragen langs beide zijden versierd met een gouden streep en met een gouden ster met 5 stralen.
De titularissen (burgers) der kruisen verleend voor uitstekende oorlogsdiensten ( 1914-1918) welke geen vermelding op de orde van de dag van het land zouden verkrijgen, zullen het lint zonder ster dragen.
De titularissen der eretekens der nationale orden verleend voor bijzondere diensten bewezen gedurende de loop der vijandelijkheden zullen het lint der orde dragen, met in het midden een gouden streep. Indien hun naam op de orde van de dag van het land geplaatst wordt, zullen zij op het lint een gouden ster met 5 stralen dragen.
De linten der eretekens verleend om gans bijzondere diensten in zake van werken van weldadigheid te belonen zullen een zilveren ster dragen.
Koninklijk Besluit van 17 maart 1920 en Koninklijk Besluit van 21 april 1920.
De moeders der voor het Vaderland gesneuvelde militairen hebben het recht de eretekens te dragen welke aan hun zonen werden verleend. Hetzelfde recht wordt toegekend aan de moeders der Belgen die werkzaam waren bij de inlichtingsdiensten der Belgische en geallieerde legers.
Op het lint zal buiten elk ander kenteken, een streepje aangebracht worden in zwart email van 36mm lengte en 3mm hoogte waarrond een zilveren rand van 1/2mm.
Koninklijk besluit van 16 februari 1934.
Instelling van een maritieme categorie in de Leopoldsorde.
Art. 1. Het onderscheidingsteken der Leopoldsorde gedragen door de leden benoemd of bevorderd voor diensten aan de scheepvaart bewezen, bestaat uit twee ankers, geplaatst, zoals de militaire kentekens, in de juwelen der Orde.
Koninklijk Besluit van 14 februari 1939.
De eretekens der Nationale Orden welke voor oorlogsverdiensten worden toegekend, zullen op het lint der Orde voorzien zijn van een zilveren kenteken bestaande uit 2 gekruiste zwaarden.
Besluit van de Regent van 20 december 1946.
Uitbreiding tot de burgerlijke verdiensten betrekking hebbend op de Oorlog 1940-1945 van het voordeel van het koninklijk besluit van 24 juni 1919.
Koninklijk Besluit van 24 oktober 1951.
Uitgezonderd in de gevallen waarin Latijnse vermeldingen worden gebruikt, worden de inschriften op de insignes van de eretekens die in het vervolg zullen worden verleend, tegelijk in de Nederlandse en in de Franse taal gesteld.
De eretekens der Leopoldsorde krijgen het opschrift: " L'UNION FAIT LA FORCE - EENDRACHT MAAKT MACHT "
Koninklijk Besluit van 26 november 1952 ( niet opgenomen in het Belgisch Staatsblad )
Het lint van de eretekens in de Leopoldsorde, in de Kroonorde en in de Orde van Leopold II, verleend wegens oorlogshandelingen gedurende het tijdperk 1940-1945 verricht en bij legerdagorder vermeld, wordt versierd met een onderscheidingsteken, van zilver voor de ridders, van goud voor de andere graden.
Dit onderscheidingsteken bestaat in een met het hierbij gevoegde model overeenstemmende palm die in het midden ‘s Konings monogram draagt.
Koninklijk Besluit van 18 januari 1954.
Art. 1. Met de palm mogen worden versierd: de linten van de eretekens in de Leopoldsorde, in de Kroonorde, in de Orde van Leopold II en van het Militair Ereteken wegens oorlogshandelingen met vermelding op de legerdagorder verleend aan de Belgische en vreemde militairen die gediend hebben in het Vrijwilligerskorps voor Korea ter beschikking van de Veiligheidsraad der Verenigde Naties gesteld gedurende het tijdperk van 18 december 1950 tot 27 juli 1953 inbegrepen.
Koninklijk Besluit van 5 april 1954.
Het lint van de eretekens der nationale orden, van het militair ereteken en van het oorlogskruis, verleend wegens oorlogsfeiten met vermelding op de dagorde van de strijdkrachten of op de dagorde van een eenheid daarvan, wordt versierd met een kenteken bestaande in een palm van het bij dit besluit gevoegde model.
Het kenteken is van zilver voor de ridders in de Leopoldsorde, de Orde van de Afrikaanse Ster, de Koninklijke Orde van de Leeuw, de Kroonorde en de Orde van Leopold II. Het is van goud voor de titularissen van een hogere graad in die orden.
Koninklijk Besluit van 19 januari 1962.
Er wordt een onderscheidingsteken ingesteld om de werknemers, kleinhandelaars en ambachtslieden, oudstrijders of oorlogsinvaliden, die om hun noeste arbeid gedecoreerd worden te onderscheiden, wanneer zij vroeger werden vereerd met een ereteken met zwaarden in de Leopoldsorde, in de Kroonorde en in de Leopold II orde.
Dit onderscheidingsteken bestaat in een gesp van goud- of zilvermetaal. Het staafje is 40mm lang en 5mm breed; van weerszijden versierd met een reproductie van het lint, ter herinnering aan de onderscheiding, in baarvorm van 4mm breed; in het midden, staat in reliëf, een verkleinde reproductie van het juweel, ter herinnering aan het bezit ervan, die 8 mm groot is, in loodrechte richting en 1 1/2mm boven en onder de gesp uitsteekt. Deze ligt dwars over het lint dat het ereteken met zwaarden draagt, en dit boven de zwaarden.
Koninklijk Besluit van 19 mei 1965.
Het K.B. van 19/01/1962 wordt uitgebreid tot de personen die houder zijn van eretekens zonder zwaarden , verleend voor bewezen diensten tijdens de oorlogen 1914-1918 en/of 1940-1945 of voor feiten die op deze oorlogen betrekking hebben, en welke hoger zijn in graad dan de eretekens van de door voormeld onderscheidingsteken voorgestelde orden, het is te zeggen gouden medaille der Leopold II orde, gouden medaille der Kroonorde en gouden palmen der Kroonorde.
Koninklijk besluit van 27 juni 1972.
Op het lint van de eretekens in Onze nationale orden die wegens oorlogstitels worden verleend zal, vanaf de vijfde bevordering, een gulden kenteken bestaande uit 2 gekruiste zwaarden worden gehecht.